Hoe gastvrij zijn wij?
Geschreven door Peter NissenHeel lang heb ik gedacht dat je om remonstrant te worden een beetje bekakt moest kunnen spreken. Als kerkhistoricus kende ik natuurlijk de humanistisch-vrijzinnige traditie die de Remonstranten in een steile calvinistische omgeving probeerden hoog te houden. Die was mij ook sympathiek. Maar niets voor mij, dacht ik. Ik ben geboren en getogen in Limburg, heb niet in Leiden gestudeerd maar in Nijmegen, waar ik ook woon en werk, na eerder opnieuw in Limburg en ook in Noord-Brabant aan universiteiten gewerkt te hebben. Een jongen uit de provincie dus. En remonstranten vind je, om historisch verklaarbare redenen, nauwelijks in de provincie.
Totdat ik Tom Mikkers op 18 januari 2009 zag optreden in het televisieprogramma Het Vermoeden. Tom was een jongen uit een Brabants dorp, opgegroeid in een katholieke omgeving, maar inmiddels remonstrants predikant en zelfs landelijk secretaris van de Remonstranten. Het kan dus toch, dacht ik. Ik nam contact op met Tom en voerde gesprekken met de wijze Christiane Berkvens – Stevelinck, ook van katholieke en zuidelijke komaf en collega in Nijmegen, maar bovendien remonstrants predikant. En van het een kwam het ander: ik werd remonstrant.
Ons Soort Mensen
Ik loop nu zo’n elf jaar mee in de remonstrantse wereld, waarvan zeven jaar als predikant. Ik ga ook af en toe voor in PKN-gemeenten. Er valt mij iets op wanneer ik die PKN-gemeenten en de vele katholieke parochies die ik goed ken en waar ik nog regelmatig gevraagd word om te komen spreken (minder vaak om te komen preken) vergelijk met remonstrantse gemeenten. De eerstgenoemde geloofsgemeenschappen zijn min of meer een dwarsdoorsnede vormen van de samenleving, terwijl de gemiddelde remonstrantse gemeente veel eenzijdiger is samengesteld. Zij bestaat vooral uit Ons Soort Mensen, veelal, in de terminologie van de bezinningsbrief, theoretisch opgeleid (dus wat wij vroeger hoger opgeleid noemden) en doorgaans niet aangewezen op een sociaal minimum. De bezinningsbrief over polarisatie en het vergeten wij stelt het ook vast: ‘Wie op een kaart van bijvoorbeeld Rotterdam of Den Haag aangeeft waar remonstranten wonen, schrikt van de eenzijdigheid.’
Een van de mooie aspecten van de bezinningsbrief is dat de brief met die vaststelling ook de aanzet geeft tot een zelfkritische blik: zoeken remonstranten zelf ook wel de ontmoeting op met mensen die niet van Ons Soort Mensen zijn? Hoe gastvrij zijn onze gemeenten werkelijk? Bieden zij een warme omgeving aan mensen die op zoek zijn naar verbinding en oriëntatie in het leven, maar die dat niet kunnen verwoorden in de taal van de gemiddelde NRC-lezer? En zullen die zich voldoende thuis voelen in een remonstrantse omgeving? Het is nog niet zo lang geleden dat ik tijdens een landelijke vergadering (ik weet niet meer of het een CVO of een AV was) iemand hoorde zeggen dat de remonstranten zich vooral op hoger opgeleiden moesten richten, want dat het gemiddelde gemeentelid toch wel minstens een HBO-opleiding moest hebben.
Risicovolle gastvrijheid
De Franse filosoof Jacques Derrida en in zijn kielzog de Amerikaanse theoloog John Caputo hebben confronterende zaken geschreven over gastvrijheid. Wij vinden onszelf vaak veel gastvrijer dan wij werkelijk zijn, zeggen zij. Als wij een etentje of een feestje geven, nodigen wij immers vooral mensen uit die op onszelf lijken: een beetje hetzelfde opleidingsniveau, dezelfde interesses, dezelfde voorkeuren. Mensen met wie wij denken een goed gesprek te kunnen voeren. Wat wij eigenlijk doen, aldus Derrida en Caputo, is kopieën van onszelf uitnodigen.
Werkelijke gastvrijheid is die waarbij wij onszelf op het spel durven zetten. Een gastvrijheid die openstaat voor het avontuur, de tegenspraak, de verwarring en de teleurstelling. Derrida formuleert het heel scherp: ware gastvrijheid is die waarbij de gast zelfs een potentiële vijand kan zijn. Hij combineert daartoe de Franse woorden voor gastvrijheid (hospitalité) en voor vijandschap (hostilité) tot een nieuw woord: hostipitalité. Als je het hardop uitspreekt, lijkt het bijna een klankgedicht.
In gesprekken over de toekomst van remonstrantse gemeenten komt vaak het verlangen naar voren om toch de vertrouwde remonstrantse nestgeur te behouden, het wij-gevoel. Tegen de achtergrond van de bezinningsbrief over ‘het vergeten wij’ lijkt mij de echt spannende vraag voor de toekomst: durven wij dat vertrouwde wij-gevoel op het spel te zetten? Durven wij werkelijke gastvrijheid aan? Durven wij te veranderen door de ontmoeting met die ander, die niet van Ons Soort Mensen is?