De vreemdeling dicht bij jou
Geschreven door Christa AnbeekOp vrijdag heeft de vreemdeling nog geen plek op het kinderdagverblijf, dus zorg ik voor hem. Om kwart voor acht fiets ik naar zijn huis. Herfstige mistflarden dampen boven de weilanden. Als ik bij hun huis kom zit de voordeur nog op slot. Ik tik op de deur en die gaat open, daarachter de vreemdeling springend in een roze nachtjapon. ‘Wat zie je er mooi uit!’, zeg ik. Hij pakt zijn pop, een Aziatische jongetjespop, die net zo’n roze nachtjapon aanheeft.
Zijn mama gaat weg en het avontuur van de roze jurk uit en gewone kleren aan begint. ‘We gaan naar de universiteit vanmiddag’, zeg ik ‘dus je moet er netjes uitzien.’ ‘Dat is spannend,’ zegt hij. Ik zoek kleren voor hem uit, maar de vreemdeling wil dansen in zijn roze jurk. Hij zet een muziekje op en danst er vrolijk op los. Een half uur later is het toch gelukt om hem aan te kleden, nu nog sokken, schoenen en jas en dan gaan we. Ik geef hem een koekje omdat hij ’s morgens weigert te eten. ‘O dank je wel!’ zegt hij uiterst beleefd.
Het meisje van een jaar of tien
Voor op de fiets in het fietszitje naar het zwembad. Dit ritueel herhaalt zich nu al een paar weken. Zelf heb ik een beetje een hekel aan dit peuterzwemmen, maar de vreemdeling heeft er veel plezier in. Elke week spartelt en duikt hij vrijmoediger het water in. Ook deze ochtend. Helemaal zelf springt hij van de kant, laat zich door de juf onder een drijvend paard door trekken en komt proestend weer boven. Hij klimt zelf op de kant en ik moet goed in de gaten houden wanneer hij springt want het water is te diep om te kunnen staan, en zwemmen kan hij nog niet. Dat beseft hij niet. De angst voor het water van nog maar een paar weken geleden lijkt verdwenen.
’s Middags naar de universiteit voor diploma-uitreikingen. Eén van mijn studenten studeert af en de docent houdt dan een klein toespraakje. De zaal is nog leeg. Ik zet de vreemdeling op een stoel vooraan in de zaal en zeg hem dat hij daar netjes en stil moet blijven zitten. Ik leg hem uit dat er zo allemaal andere mensen binnenkomen en dat ik dan een verhaaltje moet houden. Ik loop naar voren achter de katheder. ‘Kijk zo’, zeg ik. ‘Ik sta dan hier en vertel een verhaaltje. Jij blijft daar zitten en gaat niet “oma” roepen.’ De vreemdeling knikt, hij lijkt het te begrijpen. Het zusje van mijn studente, een meisje van een jaar of tien, vraagt of ze naast de vreemdeling mag zitten. ‘Vraag maar aan hem,’ zeg ik. De vreemdeling knikt een beetje verlegen. Met grote ogen kijkt hij naar het meisje met haar mooie, lange donkere haren. Het gaat goed. Tijdens mijn toespraak lijkt hij geconcentreerd te luisteren, hij beweegt niet en gaat niet praten of roepen. Ook tijdens de andere toespraken niet. Drie kwartier houdt hij het vol. Dat begint hij naar het meisje te giechelen en met zijn handjes op de tafel te slaan. Net voor de laatste twee toespraken loop ik met hem de zaal uit. Hij zegt dat hij de universiteit leuk vindt en krijgt als beloning een ijsje. Aardbei, zijn steevaste keuze. Terwijl hij blij staat te likken, dwalen mijn gedachten af naar een ander kind.
Geen aardbeienijs
Vijf weken geleden schokte en verbijsterde de foto van de driejarige Aylan Kurdi uit de Syrische stad Kobani de wereld. Hij was aangespoeld op een Grieks strand. Ik heb de foto bewaard omdat de voorover-liggende houding, met de onder zich opgetrokken knietjes van het kind, en zijn natte donkere haartjes mij aan de vreemdeling doen denken. Alsof híj daar ligt, voorgoed verstild. Geen universiteit, geen aardbeienijs, geen peuterzwemles, geen roze nachtjapon waarin hij zo graag wil dansen, geen dromen over wie hij zal worden, geen blijdschap meer om wie hij al is. Deze week was er in het Drentse plaatsje Oranje een groot protest. Gillende, krijsende en dreigende mensen liepen daar. Er wonen maar 140 mensen in het dorp en verder is er een groot vakantiepark dat buiten het zomerseizoen leeg staat. De staatssecretaris had zonder overleg besloten dat er geen 700 maar 1400 vluchtelingen zouden worden geplaatst. Dat willen de mensen daar niet en bijna heel Nederland toont begrip. Het is al erg genoeg dat die gelukzoekers op onze verre vakantiestranden aanspoelen. Dichterbij kan echt niet.