10 juli 2018

Oud en der dagen zat? Gastpreek van Rachel Adriaanse

Geschreven door Martine Hemstede

GZ-psycholoog Rachel Adriaanse hield zondag 8 juli in de Remonstrantse kerk Oosterbeek een pleidooi voor een waardig levenseinde. Hier onder haar overdenking als gastpredikant.

Lezingen: Prediker 12: 1-8 en Lucas 1: 5-25

In mijn studententijd deed ik schoonmaakwerk bij meneer Pieterman. “ Zeg maar Klaas,” zei hij al snel. Klaas Pieterman was al behoorlijk in de 70 en had geen gemakkelijk leven achter de rug. Het meisje waarmee hij verloofd was, ging er na de oorlog tot zijn grote verdriet met een Canadese soldaat vandoor. Hij vond een nieuwe vrouw, maar die bleek een psychiatrische ziekte te hebben en vele ongelukkige jaren volgden. Zijn ex-verloofde, Wil, was intussen in Canada ook heel ongelukkig met een man die heel gewelddadig bleek. Een rotleven hadden ze, allebei. In de tijd dat ik bij Klaas zijn huis poetste, kwamen deze voormalige geliefden elkaar na 40 jaar weer tegen op een feestje. De liefde bleek niet bekoeld, de vonk sloeg over. Wil liet zich in Canada scheiden en trok al snel bij Klaas in, ze kochten nieuwe meubels en lieten het hele huis opknappen. En als ik op vrijdagmorgen kwam om schoon te maken, dan praatten ze. Ze konden niet ophouden te vertellen over dat grote wonder, het wonder van hun hervonden liefde en de nieuwe glans die hun leven had gekregen. Ze waren heel open, ook over de seks die ze samen hadden en waar ze een leven lang op hadden moeten wachten. Ze vonden elkaar nog steeds zo mooi en aantrekkelijk, al waren ze dan verre van jong meer. Ze móesten het gewoon met iemand delen. En die iemand was ik, studentje psychologie die van hun verhalen geen genoeg kreeg.

Lang heeft hun geluk niet mogen duren. Wil kreeg kanker en overleed na een paar jaar. Met Klaas heb ik nog lang contact gehouden, ook toen ik al lang niet meer studeerde. Hij miste Wil enorm, alweer. Maar het praten over haar, de mooie herinneringen aan hun bijzondere liefde, deed hem altijd goed. Aan Klaas en Wil moest ik denken toen ik het verhaal van Zacharias en Elisabeth las. Zacharias en Elisabeth, twee vrome en gelovige mensen. Ze hadden geen kinderen, want Elisabeth was onvruchtbaar, en beiden waren al op leeftijd. Hun kans op kinderen was logischerwijs verkeken. Het moet een groot en diep verdriet geweest zijn, die ongewenste kinderloosheid. Maar ook, in die tijd, een bron van vernedering en schaamte. Verachting viel Elisabeth ten deel. Een onvruchtbaar leven was een onwaardig leven, een leven dat in alle opzichten vruchteloos was. En dan wordt Elisabeth op haar hoge leeftijd toch zwanger. Als alle hoop opgegeven is. Er niets meer van het leven verwacht wordt. Het hart vol is van doffe berusting. Dan gebeurt het onvoorstelbare. Ouderdom wordt weer vruchtbaar. Het leven wordt weer opgenomen in die grotere stroom, het gaat weer dóor. “Want voor God is niets onmogelijk” , zo staat er even later in vers 37. Gelóoft u het? Nee, dan Prediker. Prediker is heel wat somberder over de ouderdom. In treffende beelden brengt hij de aftakeling, het toenemende isolement en de beklagenswaardige afname van betekenis onder woorden. Afstevenen op een onherroepelijke dood, langs een winterse weg waarop je steeds vaker struikelt, steeds meer deuren voor je worden gesloten, je langzaam uit elkaar valt, tot je niets meer bent dan schaduw en stof. Lucht en leegte, zegt Prediker, alles is leegte. Prediker leefde ongeveer 2200 jaar geleden. In die tijd was je al oud als je 30 jaar was.

Wanneer spreken we vandaag de dag over ouderdom? Wanneer ben je oud? In het verpleeghuis, waar ik werk als psycholoog, hoor ik mensen geregeld mopperen over hun medebewoners: “ ik hoor niet tussen al die oude mensen” klinkt het dan. “ En hoe oud bent u zelf? “, vraag ik dan. Dan blijkt dat die 90-jarige zich helemaal niet thuis voelt tussen zijn leeftijdsgenoten, want hij voelt zich veel jonger. Er bestaat zoiets als een innerlijke leeftijd, die niet perse strookt met iemands kalenderleeftijd. Je bent zo oud als je je voelt, zegt men ook wel. In de ontwikkelingspsychologie wordt onderscheid gemaakt tussen de vroege ouderdom, die loopt van 65 tot 75 jaar en de late ouderdom, dan zijn de mensen van 75 jaar en ouder. Maar, zoals u zelf ongetwijfeld uit eigen ervaring weet, is de ene 75-jarige de andere niet. Dat wordt vaak vergeten als we het over ouderen hebben.

Grofweg bestaan er over de ouderdom twee karikaturen. De ene karikatuur betreft de eenzame en zielige oudere die op zijn kamertje zit weg te kwijnen en die de samenleving alleen maar geld kost. De andere karikatuur is de reislustige en koopkrachtige oudere die zich in zijn tweede jeugd waant. Tussen deze twee karikaturen in vind je alle mogelijke manieren van omgaan met het ouder worden en -laat dat helder zijn,- de daarmee gepaard gaande verlieservaringen, ziektes en kwetsbaarheid. Laten we hoeden voor karikaturen of al te grove gemeenplaatsen. Ze doen geen recht aan de veelkleurige werkelijkheid, noch aan de waardigheid van oude en heel oude mensen.

Laat ik u meenemen naar het verpleeghuis. Ik stel u voor aan meneer Buning. Meneer Buning is 78 jaar oud en hij heeft de ziekte van Parkinson, in een gevorderd stadium. Door zijn ziekte zit meneer Buning in een rolstoel waarmee hij zichzelf kan voortbewegen. Maar alle bewegen is moeilijk en vermoeiend, ook praten. Zijn articulatie wordt minder en zijn stem zachter, waardoor hij zich steeds moeilijker verstaanbaar kan maken. Geregeld heeft hij momenten waarop hij “ bevriest” , dan kan hij zich niet meer bewegen. Angstige momenten zijn dat. In zijn werkende leven was meneer Buning hervormd predikant. Ik praat graag met hem. Hij is een heel erudiete en belezen man, een film- en poëzieliefhebber die ook de meest recente romans nog graag leest. Een heel beminnelijke man ook, bescheiden en prettig in de omgang. Een goed luisteraar, het pastoraat lag hem zeer na aan het hart. Hij worstelt. Met zijn lichaam dat steeds meer een gevangenis wordt. Met pijn en vermoeidheid. Dat niets meer vanzelf gaat. Dat hij steeds vaker hulp moet vragen, zelfs bij de intiemste zaken. Dat hij steeds minder kan betekenen voor andere mensen, daarentegen steeds meer een last voor hen wordt., zoals hij dat zelf ervaart. Met angst voor nog verdere aftakeling. Hij is geregeld somber en verdrietig. Ik heb hem gevraagd – aan wie kun je dat beter vragen dan aan een emerituspredikant?- of hij zich kon vinden in de tekst van Prediker 12. Zijn antwoord verbaasde me. Hij vond het een mooie tekst, niet somber. De taal ervan is levend, meende hij. En dat scheprad, waarover gesproken wordt in de tekst, suggereert niet zozeer een einde, maar juist het doorgaan van alles. En tenslotte zegt Prediker ook dat de adem van het leven weer naar God gaat. Dat wij, volgens meneer Buning, mogen verdwijnen in God. Meneer Buning is een man van taal en teksten. De poëzie van Hans Andreus kent hij goed. Dit gedicht bijvoorbeeld: “Alleen ikzelf er in en niemand opent de deur, geen vrouw of vriend, geen vreemde. Ik heb dit eerder meegemaakt maar nu ben ik al zoveel jaren ouder en valt het zoveel moeilijker te geloven dat dit weer overgaat, dat ik zal lopen misschien niet vrij van deze zieke man maar toch weer in het licht waarvan ik heb gehouden”.

Meneer Buning worstelt en weigert zich te laten wegvagen door zijn ziekte. Het is een strijd tussen vasthouden en loslaten. Het vasthouden van het goede dat er nog is en het loslaten van het goede dat er was. De rijkdom van zijn goede herinneringen, zijn geloofstaal, zijn lieve en betrokken familie, een luisterend oor van het verpleeghuispersoneel; het helpt hem om het uit te houden in die worsteling. En het is niet zozeer zijn leven, maar zijn waardigheid die op het spel staat. Zo zei hij dat letterlijk. Waardigheid. Dat woord hoor je tegenwoordig vaker. Waardig ouder worden, waardig sterven. Wat wordt daarmee bedoeld? Als ik in mijn eigen kerk, de Haagse Remonstrantse gemeente, om mij heen kijk zie ik veel voorbeelden van waardig ouder worden. Ouderen die actief zijn, door weer en wind op de fiets naar de kerk komen, een taak vervullen in de gemeente, elkaar tot steun zijn. Het zal in deze gemeente vermoedelijk niet anders zijn. Wordt dat soms bedoeld met waardigheid? De term “waardigheid” heeft in de afgelopen jaren een politieke betekenis gekregen. Het is een recht geworden. De NVVE, Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde, definieert waardig sterven als een humane, pijnloze dood. Zelfbeschikking staat daarbij centraal. En ook, dat dat een recht is waarop iedereen aanspraak zou moeten kunnen maken. Voor waardig ouder worden geldt in het publieke debat een soortgelijke definitie. Zelfbepaling en eigen regie staan centraal. Waardig ouder worden betekent zoveel mogelijk autonomie en zo min mogelijk lijden. We hoeven niet meer alle pijn en lijden te accepteren. Als het te erg wordt, dan kun je geholpen worden met levensbeëindiging, op een medisch zorgvuldige, pijnloze manier.

Zo hebben we meer controle, of een illusie van controle, over het lijden dat altijd dreigt. Zo groeit onze autonomie. En zo groeit ook het aantal mensen dat lid wordt van de NVVE of van de Coöperatie Laatste Wil. “Euthanasiasme” , noemden Joost Röselaers en Tjaard Barnard, beide remonstrants predikant, dit enthousiasme over de zelfverkozen dood in een artikel in de NRC. De Coöperatie Laatste Wil , die van dat zelfdodingspoeder voor mensen die hun leven voltooid vinden, heeft inmiddels ruim 20.000 leden. Dat zegt toch veel. We willen zolang mogelijk onszelf zijn, dat wil zeggen ‘in control’ en onafhankelijk. En we willen geen verlies en aftakeling, want dat tast onze waardigheid aan. Dan vinden we ons leven wel klaar, dan is het wel genoeg, dan is het voltooid. 

Voltooid leven, nog zo’n actueel begrip. En ook in uw gemeente onderwerp van gesprek, er was een druk bezochte lunchbijeenkomst, begreep ik. Als remonstranten hebben we veel begrip voor de autonomie van de mens. Ons kerkgenootschap is gebouwd op ruimte voor de menselijke zelfbeschikking. Om te beginnen met Jacob Arminius in de 17e eeuw, die geloofde dat een mens echt wel wat zelf had mee te brengen voor zijn eigen heil. In onze kerk zult u weinig principiële tegenstanders vinden van euthanasie. Toch heb ik een ongemakkelijk gevoel bij dat voltooide leven. Want wie bepaalt wanneer het leven voltooid is? En creëren we met deze “ oplossing” niet ook een nieuwe vraag? 

Iemand die grondig onderzoek heeft gedaan naar het begrip “voltooid leven” is Els van Wijngaarden, onderzoeker aan de Universiteit voor Humanistiek. In haar promotieonderzoek concludeert ze dat de term “ voltooid leven” te rooskleurig en te monter is. Voltooid heeft een positieve klank, terwijl de ouderen die hun leven voltooid vinden, lijden aan het leven. Verder, aldus van Wijngaarden, is voltooid leven veel meer dan een individuele evaluatie van iemands eigen leven. Het is ook een spiegel. Een spiegel die pijnlijk blootgeeft hoe deze ouderen hun plek in onze samenleving ervaren. Want laten we wel wezen. Onze samenleving heeft geen positief beeld van ouderen. Je hoort niemand meer over de wijsheid van de ouderdom. Jong moet je zijn. Ouderen kosten de samenleving handenvol geld. Bovendien moet ons leven plezierig en onder controle zijn. Ouderen confronteren ons met een kwetsbaarheid die een smet vormt op ons eigen individuele levensgeluk. Is het dan vreemd dat zoveel ouderen zich overbodig voelen? Een last, niet alleen voor hun familie maar ook voor de samenleving? 

Misschien kent u de term “dunne” en “dikke” verhalen. Dat dun of dik zegt niets over de lengte van een verhaal, maar over de betekenis-rijkdom ervan. Onze maatschappelijke visie op de ouderdom is een dun verhaal. Het is een eenzijdig en oppervlakkig verhaal, dat nadruk legt op kosten en baten, de uitkomst is negatief. Dikke verhalen zijn daarentegen rijke verhalen, veelzijdig, rijk aan betekenis en voor meerdere uitleg vatbaar. Wij mensen onderscheiden ons van de dieren door onze taal, door onze verhalen. In de verhalen die we elkaar vertellen ervaren we wie we zijn, wórden we de mensen die we zijn. Ons dunne verhaal over de ouderdom zet mensen weg, reduceert de waarde van een mensenleven. Het wordt dus tijd voor een ander verhaal, een dik en rijk verhaal over verbinding, over de samenhang van de generaties en over hoe mensen elkaar nodig hebben, oud en jong. Het wordt tijd dat we erkennen dat ziekte en dood, pijn en verlies bij het leven horen, dat we met die dimensie van het bestaan leren omgaan en er een taal voor vinden, anders dan de taal van de farmacie die voor elke kwaal een passende demper heeft. Een taal van troost en hoop ook. De kern van troost is immers dat het lijden wordt gezien en onderkend. Dat we worden gehoord en aanvaard in wie we zijn, in vreugde én verdriet. Dat we het daarin uithouden, zonder meteen een oplossing te hebben. Dat is pas waardigheid. Ik geloof dat de kerk daar goede papieren voor heeft, de bijbel is een dik verhaal bij uitstek. Maar ook de taal van de liturgie en de taal van de gezangen. Zij verbinden mensen met elkaar maar ook met eerdere generaties en tillen ons uit boven onze kwetsbare individualiteit. 

 In het verpleeghuis werken we met levensverhalen. Er bestaat een “Dierbare herinneringen therapie” of “ Life-review therapie” die er op gericht is om mensen hun levensverhaal te laten vertellen. En om van een vaak dun verhaal over het eigen leven weer een dik verhaal te maken. Mensen gaan zich daar beter van voelen, in plaats van een patiënt voelen ze zich weer een mens. Met een uniek en onvervangbaar verhaal. Deze therapievormen helpen bij depressiviteit en gevoelens van nutteloosheid en overbodigheid. 

Maar helpt het ook allemaal genóeg? 

Ik moet nu denken aan mijn vader, Han Adriaanse. Mijn vader was predikant in Den Haag, van 1966 tot 1969. Later was hij hoogleraar Godsdienstwijsbegeerte en Ethiek aan de universiteit van Leiden, maar hij preekte nog wel af en toe, ook in deze kerk. Een intellectuele, introverte man. In de laatste jaren van zijn leven kreeg hij dementie, waardoor hij zijn scherpe geest kwijtraakte. Het trof hem als een persoonlijke tragedie. Al vanaf het begin van zijn ziekte maakte hij duidelijk dat hij zijn waardigheid, zijn vermogen tot zelfbeschikking, niet definitief wilde verliezen. Hij vroeg en kreeg uiteindelijk euthanasie. Dat is het dunne verhaal. Er is ook een dik verhaal. Dat is het verhaal van hoe je met zo’n ziekte omgaat, alleen en samen. Een verhaal over beproeving, lange en diepe gesprekken, vragen en twijfels, sprakeloze stiltes ook. Maar ook over goed samenzijn, zorg ontvangen en geven, dierbaarheid, innigheid, lachen en huilen allebei. Maar toch, hij kon en wilde op een gegeven moment niet meer. Hij koos ervoor, zijn leven terug te geven. Maar het kan niet anders, of hij moet in die laatste periode van zijn leven ervaren hebben hoe het is om gedragen te worden. Gedragen door de liefde van de mensen om hem heen. Gedragen door de taal van zijn geloof. “wanneer het stof terugkeert naar de aarde, weer wordt zoals het was wanneer de adem van het leven weer naar God gaat, die het leven heeft gegeven”. In mijn verhaal zijn verschillende mensen langsgekomen. Klaas en Wil Pieterman. Zacharias en Elisabeth. Henk Buning. Mijn lieve vader tenslotte. Oude mensen. Ze staan niet op zichzelf. Ze zijn verbonden, ze zijn ingebed, ze maken deel uit van een lange mensenketting, zijn deel van een traditie. Ze hebben allemaal een verhaal; een verhaal dat verteld en gehoord wil worden. Laten we dus niet ophouden met luisteren naar elkaars verhalen, met verhalen vertellen, echte verhalen waarin alles mag doorklinken, laten we dat durven, het uithouden ook wanneer het pijn doet. Laten we niet ophouden met lachen, huilen, liefhebben, zingen en bidden. Alleen zo werken we samen aan dat rijke verhaal, dat verhaal van menselijkheid en waardigheid. 

Amen

Rachel Adriaanse

Plaats een reactie





Gerelateerd